Het was in het begin van de zeventiger jaren: ik liep van de Albert Cuyp terug naar mijn auto die in de Ferdinand Bolstraat geparkeerd stond:
bij Goezinne het hoekje om. Ik liep langs een restaurant en de geur was zo goed dat ik besloot eens een kijkje te nemen. Ik stuitte op een struise, niet te grote vrouw die mij aandachtig aankeek en zei: goeie middag, Ken ik U? Ik vertelde dat ik Dik Bikker was, bij de NCRV werkte en ook programma’s maakte over restaurants: Pleisterplaats. De mevrouw tegenover mij zag direct mogelijkheden liggen om haar restaurant Djokja landelijke bekendheid te geven. Ik vertelde haar dat ik in 1939 in Indie geboren was en in 1946 met mijn ouders was gerepatrieerd naar Nederland. Mijn vader was zendeling onder de Toradja’s op Celebes, moeder zorgde voor de pleegkinderen die in grote getale zich aanmelden bij de Nonja Belanda. Toen wij in het kamp terecht kwamen, eerst in Malino, later in Kampili, bleek dat moeder de enige Hollandse vrouw was die goed kon koken, ook rijst en andere Indische gerechten. Moeder hield hiervan en liet niet toe dat de kokkies alles deden. Ik heb van haar leren koken door naast haar te staan in de keuken hier in de Honthorststraat 6 waar we woonruimte hadden gekregen. Oma sloot me nog niet in haar armen, ze wilde eerst weten of ik niet op een gratis maaltijd uit was. Je mocht bij haar best wat eten, maar als je het niet kon betalen moest je afwassen of iets anders doen. Het eerste interview kwam er, het klikte en Rita (mijn vrouw) en Dik bleken het eten te kunnen betalen en er ontstond een band die bij haar dood ophield te bestaan.
Door die band, door dat goeie contact, door het vertrouwen, door de kwaliteit van het eten, door de gezamenlijke liefde voor de Gordel van smaragd werden we bijna familie. Dik werd Malino (mijn Toradja-voornaam) en op gezette tijden belden wij vanuit Hilversum of het uitkwam dat we een rijsttafel konden nuttigen over een half uurtje. Na 30 minuten waren we dan hier en konden de auto voor de deur kwijt, voor niets. We hebben nooit hoeven afwassen, we konden het altijd betalen. Jaren later zei ik op een bepaald moment: Oma waarom schrijf je niet een kooknoek. Met zoveel lekkers, met nog meer liefde en kwaliteit wordt dat zeker een groot succes. Plannen werden gemaakt, de uitgeverij werd gevonden en toen verscheen de eerste druk. Ik mocht de flatteust schrijven op de pocketuitgave en kreeg als dank 3 gratis extra exemplaren en natuurlijk een heerlijke blauwe hap. Wat hebben we genoten van de Boemboe Bali, de Sajoer Lodeh. de Bebotok. Oma was een wijze vrouw: ze realiseerde zich dat de arme studenten van nu, morgen vermogende echtgenoten en vaders zouden zijn die dan betalen konden voor hun maaltijd. Talloze namen gingen over tafel als oma vertelde. Vertelde over haar koken voor de sultan, over haar brief aan de koningin die toestemming moest verlenen voor Djokja, over haar familie in Californie en het verre Westen. Ze was trots op Billy en Jessie en had veel verdriet als dingen niet liepen zoals ze wenste. Oma gaf mij en mijn vrouw, maar ook u hier een levens les: Altijd opletten Malino: niet husselen!.
Speech van de heer Dik Bikker (voormalig programmamaker van de NCRV en vriend van de familie) op 24 maart 2012 tijdens de receptie voor de boekpresentatie Indische Keukengeheimen in Amsterdam. 25 Jaar later na zijn laatste optreden tijdens ‘de overdracht’ van het restaurant van oma naar mijn ouders Bill en Jessy. Heeft twee radio interviews gehad met Oma Keasberry en was op de omslag van het boekje Oma Keasberry’s Indische Keukengeheimen.